De Backer Xanthe Nationaal Ruitertornooi 2020 Dressuur

#beterwordenmetLRV Tempowisselingen met Xanthe De Backer

Tempowisselingen

Tempowisselingen zijn een manier om je paard beter aan je hulpen, meer op het achterbeen en dus ook mooier opgericht te krijgen. Tempowisselingen rijden (of ‘schakelen’) kan je rijden tussen verschillende gangen, maar ook binnen één gang is schakelen belangrijk. Verder is tempocontrole ook heel nuttig voor alle niveaus en in elke proef. Wat is een goede manier om schakelen aan te pakken? Waarom is het nuttig? Wat zijn de aandachtspunten? Wat kan je er allemaal mee doen? In zowel bovenstaande filmpjes als deze tekst ga ik proberen uit te leggen hoe ik dat aanpak. Ik hoop dat ik het duidelijk genoeg uitleg en dat jullie er iets aan hebben, veel succes!

In alle gangen kan je schakelen. Dat wordt ook in bijna elke dressuurproef gevraagd, denk maar aan middenstap, middendraf en middengalop en alle uitgestrekte gangen. Je moet daarbij steeds even een grotere pas vragen van je paard en die daarna weer kleiner maken. In de moeilijkere proeven moet je ook meer gaan verzamelen, denk daarbij aan de verzamelde gangen tegenover de arbeidsgangen, maar ook aan een aantal oefeningen zoals stap- en galoppirouetten. Je paard mag hierbij niet trager of sneller gaan: het ritme moet hetzelfde blijven, alleen de lengte van de passen verandert bij schakelen. Verder zijn tempowisselingen heel nuttig om je paard te leren om meer op het achterbeen en bovenin te gaan lopen. Door veel te schakelen leert je paard ook sneller terug op het achterbeen te gaan lopen, zodat je steeds minder tijd nodig hebt om je paard op het achterbeen te zetten. Na veel herhaling lukt het op termijn om je paard met een halve ophouding (even je hand sluiten en dan weer ontspannen) weer even op zijn achterbeen te zetten en dat is uiteindelijk waar je als dressuurruiter of -amazone naartoe wil. Elke keer als je opvangt en hem vraagt actief te blijven vanachter, vraag je immers om zijn achterhand meer onder zijn massa te brengen. Uiteraard zijn tempowisselingen niet alleen maar meer verzamelen, maar hoort verruimen hier ook bij. Tempowisselingen maken en controle hebben over het tempo zijn dus essentieel.

Het is van belang als je opvangt en meer verzamelt dat je je paard niet de hele tijd blijft tegenhouden. Je moet je hand en arm kunnen ontspannen zonder dat je paard spontaan weer harder gaat. Dat betekent dat je elke keer even moet testen of je paard bij jou blijft. Als hij dan toch uit zichzelf verruimt of versnelt, vang je gewoon weer op en probeer je opnieuw of je je hand kan ontspannen. Dat blijf je gewoon herhalen tot je paard niet meer doorloopt wanneer je je hand ontspant. Als je kan ontspannen zonder dat je paard harder gaat, dan kan je been geven om weer een grotere pas te vragen en dus meer door te lopen. Je hand en arm gewoon kunnen ontspannen is op zich voldoende, maar af en toe kan je ook een extra test doen door een keer te überstreichen (beide handen een paar tellen naar voor brengen waarbij je teugels even gaan doorhangen. Het is de bedoeling dat je paard hierbij niet van houding of tempo verandert).

Daarnaast is het ook niet de bedoeling dat je je paard in gang moet houden als je meer verzamelt. Je wil dat je paard actief blijft vanachter tijdens het opvangen, zodat hij zijn achterbeen meer gaat onderbrengen en je moet je been kunnen weghouden, hij moet zelf blijven lopen. Als je paard toch wat stil valt, probeer je één keer been te geven, zodat je hem eigenlijk even kort activeert. Soms gaan ze daar in het begin even wat harder van, probeer dan gewoon weer op te vangen en je been er weer af te houden. Als je paard dan toch nog niet zelf in gang blijft, probeer je eerst een keer er zelf snel uit te rijden, dus weer door te rijden, en dan ook snel terug op te vangen naar de verzameling die jij wil. Valt hij dan nog stil, dan probeer je wat sneller achter elkaar te schakelen. Daarbij hoef je dan nog even niet op te vangen en daarin te wachten tot je kan ontspannen, je wil hier bereiken dat je paard even wat meer gaat opletten. Het is wel de bedoeling dat je zelf soepel blijft in je hand. Je mag je paard zeker wat losspelen met kneepjes om hem kort te houden, maar blijf niet gewoon passief je hand eraan houden of vasthouden, want dan worden ze vaak lang in hun lichaam en sterk in de mond. Vang bijvoorbeeld drie passen op en rijd dan al vijf passen meer door en doe dat een paar keer snel achter elkaar. Door dat zo een paar keer te herhalen zorg je ervoor dat je paard beter gaat opletten. Als dat goed lukt, kan je weer proberen op te vangen en dat tempo aan te houden tot je je hand kan ontspannen.

Die oefening werkt ook goed als je paard niet goed in het meer voorwaartse tempo wil blijven. Ook hierin wil ik mijn paard niet in gang moeten houden, maar je kan ook niet altijd alleen maar harder. Door wat korter achter elkaar naar voor en terug te schakelen, test je elke keer of je paard nog naar voor wil gaan. Je mag hier bij echt verwachten dat hij goed aanpakt en meteen een grote pas maakt. Je hoeft ook niet per se meer door te verzamelen in dit geval, je kan er ook voor kiezen hier wat verruimen en dan weer terug naar je basistempo. Zorg ervoor dat je paard niet gewoon harder gaat, je wil een grote, actieve pas. Als hij gewoon harder gaat, gaat hij sowieso ook makkelijker meer op de voorhand lopen.

Let er in beide bovenstaande gevallen wel op dat je paard na een tijdje niet gaat wennen aan het korte stukjes schakelen. Hij mag niet zelf terug komen of naar voor gaan na een bepaald aantal passen. Als je voelt dat dat toch gebeurt, probeer dan wat afwisseling in de lengte van de stukken schakelen te brengen. Dat doe je door de ene keer drie passen op te vangen en een andere keer eens tien bijvoorbeeld en net hetzelfde bij het aantal passen naar voor rijden.

Een ander aandachtspunt is dat je niet uitbolt als je opvangt. Wees je heel bewust van wanneer je wil opvangen en in welk aantal passen. Hoe meer je oefent op schakelen, hoe minder passen je zal nodig hebben om op te vangen naar de verzameling die je wil hebben. Je paard mag niet gaan uitbollen, hij mag pas terugkomen als jij het vraagt. Tempowisselingen rijden zijn eigenlijk overgangen binnen één gang. Als je van draf naar stap rijdt, wil je ook niet dat je paard daar te lang over doet of zelf al langzaam aan de overgang begint te maken zonder dat jij dat gevraagd hebt. Het omgekeerde geldt ook, laat je paard vertrekken wanneer jij dat wil. Hij mag niet voor je hulp vertrekken, maar ook niet te laks reageren op je hulp en er lang over doen. Kies hier ook weer welk aantal passen je nodig wil hebben om in de verruiming te geraken die jij wil.

Ten slotte is het belangrijk dat wanneer je opvangt je paard zijn hals niet laat zakken. Dat betekent dat hij niet meer voldoende voorwaartse drang heeft. Het is niet omdat je verzamelt, dat je paard niet meer naar voor hoeft te denken. Als hij niet meer voldoende naar voor blijft ‘denken’ uit zichzelf, zal hij ook niet goed zelf aan de gang blijven. Als je dat voelt, schakel dan even wat snellere kortere stukjes na elkaar en verzamel nog niet te veel. Elke keer als je voelt dat je paard aanstalten wil maken om te zakken, rijd je alweer door. Op die manier creëer je meer energie van achter naar voor bij je paard en zal hij meer voorwaartse drang krijgen.

Tempowisselingen opbouwen

In alle volgende oefeningen blijven bovenstaande tips en opmerkingen belangrijk. Al deze oefeningen kunnen gereden worden in stap, draf en galop. In draf kan je er ook zelf voor kiezen of je lichtrijdt of doorzit. Let er wel op dat het tempo of ritme niet spontaan verandert wanneer je gaat doorzitten (vaak willen paarden dan wat vertragen). Bij elke oefening kan je afwisselen tussen meer verzamelen de ene keer en dan weer eens meer verruimen en terug opvangen. Je moet zeker niet alleen maar gaan verzamelen, vanuit een verruimde gang terug naar het basistempo kunnen rijden is even belangrijk. Om het nog uitdagender te maken, kan je ook van het ene uiterste naar het andere uiterste (heel verzameld naar grote verruiming en omgekeerd). Belonen is nog belangrijker dan corrigeren. Als je paard niet voldoende terugkomt of doorloopt wanneer jij dat vraagt, corrigeer je hem door een iets grotere hulp te geven. Belonen als hij iets goed doet is eigenlijk nog belangrijker, omdat paarden daar meer van leren. Ik beloon zoveel mogelijk met mijn stem terwijl ik gewoon mijn hand even ontspan, omdat ik mijn aanleuning zo stabiel mogelijk wil houden voor mijn paard. Ik zag vaak gewoon ‘braaf’, ‘goed zo’ of iets in die stijl als mijn paard het goed doet. In dit stukje leg ik de oefeningen en bijhorende aandachtspunten uit.

Tempowisselingen tijdens het losrijden/ de warming-up

Tijdens het losrijden of opwarmen van je paard kan je al tempowisselingen maken. Hier wil je je paard nog niet helemaal verzamelen of heel groot laten verruimen. Het doel van schakelen tijdens de warming-up is controleren of je paard wil reageren op je hulpen, zowel die van je hand als van je been. Ik schakel een beetje naar voor en een beetje terug in het losrijden aan een lange teugel, zodat mijn paard goed lang en diep over de rug kan opwarmen. Als het echter nog moeilijk is om aan een lange teugel te beginnen dan is het beter dat je gewoon met een kortere teugel begint en contact hebt met de mond van je paard, zodat je hem ook hier nageeflijk kan maken tijdens het schakelen. Voor mij is schakelen in het losrijden een vast onderdeel.

Na het losstappen begin ik vaak met wat tempowisselingen in stap, dat kan op de volte of de rechte lijn. Dat is een goede manier om een heet paard al een beetje beter naar je rem te laten luisteren, zodat je daarna in draf niet de neiging hebt om te blijven vasthouden tijdens het remmen. Controleer hier ook weer goed dat je je hand kan ontspannen zonder dat je paard al weer harder gaat. Bij een wat luier paard is het een handige manier om hem net al wat beter te laten opletten. Het is hier ook de bedoeling dat je de lengte van de tempowisselingen wat afwisselt, zo zorg je ervoor dat je paard niet weet wanneer jij wat gaat vragen en blijft hij dus beter opletten. Als je paard wat lui is, kan je sneller na elkaar kort een beetje opvangen en weer wat meer doorstappen. Daarna draaf ik op beide kanten een stukje en daarna begin ik met wat tempowisselingen te vragen. Ik start eigenlijk altijd op een grote volte, omdat dat het makkelijkste is om een paard nageeflijk te maken. Meer uitleg daarover vind je onder het volgende titeltje. Als ik op de grote volte makkelijk kan schakelen dan vraag ik daarna ook vaak wat tempowisselingen op de rechte lijn. Tijdens het losrijden schakel ik maximaal twee keer per zijde (opnieuw zie titeltje hieronder). Of ik eerst wat meer opvang of meer verruim, hangt af van hoe mijn paard op dat moment voelt. Als ik het gevoel heb dat ze wat inhouden (trager gaan) uit zichzelf dan rijd ik eerst een paar keer iets meer naar voor. Als hij eerder wat te hard wil gaan, vang ik eerst een paar keer een beetje op. Ik doe dit ook weer telkens op beide kanten.

Schakelen in galop tijdens het losrijden kan ook zowel een beetje naar voor als een beetje opvangen. Niet iedereen galoppeert al tijdens de opwarming en je hoeft dat ook niet te gaan veranderen om daarin te gaan schakelen. Met mijn jongste paard galoppeer ik nog niet tijdens het losrijden, maar met mijn twee andere paarden doe ik dat wel. Ook in galop begin ik op de volte en als dat goed gaat, rijd ik ook een aantal tempowisselingen op de rechte lijn.

Oefeningen met tempowisselingen

  • Schakelen op de volte

Op de volte is het vaak net iets makkelijker om een paard nageeflijk te houden, omdat je dan een beetje buiging kan vragen. Zo maak je het voor jezelf in het begin net iets makkelijker om je hand te kunnen ontspannen. Je paard moet ook nageeflijk blijven als je weer met een grote pas doorrijdt. Soms zijn paarden in het begin nogal enthousiast als ze weer meer naar voor mogen lopen, dus ook hier kan de buiging van de volte ervoor zorgen dat je je paard makkelijker met zijn neus bij jou kan houden en je daarna ook weer goed kan opvangen.

  • Eén keer per zijde schakelen

De volgende stap voor mij is dan één keer schakelen op de lange zijde. Zo heb ik voldoende plaats om te blijven verzamelen tot mijn paard nageeft. Natuurlijk kan het best zijn dat je nog meer dan een lange zijde nodig hebt voor je je hand goed kan ontspannen. Dan blijf je gewoon opvangen door de wending tot je wel kan ontspannen. Als dat goed lukt kan je ook op de korte zijde zo een keer opvangen en weer doorrijden. Het omgekeerde met meer verruimen kan natuurlijk ook, let er op als je dan opvangt naar je basistempo dat je ook weer kan ontspannen en probeer hierbij zo weinig mogelijk beenhulpen te geven. Je paard moet een bepaald tempo zelf aanhouden zonder dat jij voortdurend benen moeten geven.

  • Twee keer per zijde schakelen

Als één keer per zijde opvangen vlot gaat dan kan je proberen om twee keer per (lange) zijde op te vangen en weer door te rijden. Blijf erop letten dat je je handen kunt ontspannen vooraleer je beenhulpen geeft om weer ruimer te gaan en dat je niet moet blijven benen geven. Ook hier weer, als het de tweede keer toch wat langer duurt voor je je hand kan ontspannen dan blijf je even opvangen door de wending tot dat wel lukt. Het omgekeerde met meer verruimen kan natuurlijk ook, let er op dat je ook weer kan ontspannen als je opvangt naar je basistempo en hou je benen zo veel mogelijk weg.

  • Meer en sneller achter elkaar schakelen ook door de wendingen

Nog een verdere uitbreiding is meer en sneller achter elkaar gaan schakelen en dat ook blijven doen door de wendingen, zowel meer verzamelen als meer verruimen. Dat lijkt misschien hetzelfde als het trucje dat ik hierboven geef om je paard oplettender te krijgen. Het verschil zit hier echter in het kunnen ontspannen van je hand, daar moest je bij het oplettend maken nog niet echt aan denken. Als je aan dit snelle schakelen toe bent, is het de bedoeling dat je ook je hand en arm kan ontspannen. Dat hoeft geen twee passen te duren dan natuurlijk, je voelt op dat moment normaal al behoorlijk snel als je ontspant of je paard wacht op je beenhulp of niet. Als je na een paar keer voelt dat hij toch weer zelf doorloopt dan vang je weer wat langer op. Met meer en sneller schakelen bedoel ik niet alleen maar hele korte stukken. Wissel af in de lengte van opvangen en doorrijden. Als je altijd hetzelfde aantal passen naar voor rijdt of opvangt dan gaat je paard daarop anticiperen en dan let hij ook niet meer echt op jouw hulpen. Variëren in de lengte van het schakelen is hier dus heel belangrijk.

  • Tussen oefeningen schakelen

Als schakelen op de rechte lijn gewoon goed lukt, kan je ook tussen twee oefeningen gaan schakelen. Dat is heel handig om je paard even terug meer op het achterbeen te brengen voor de volgende oefening. Ik doe dat vaak tussen twee kleine voltes die ik maak aan dezelfde lange zijde, maar je kan dat eigenlijk tussen alle mogelijke oefeningen doen. Dat hoeven uiteraard ook niet dezelfde oefeningen te zijn, maar meestal zorg ik er wel voor dat de oefeningen behoorlijk snel op elkaar volgen. Je kan er ook voor kiezen om meer plaats te nemen tussen de twee oefeningen zodat je nog wat meer tijd hebt om op te vangen, je hand te ontspannen en weer door te rijden. Zo bepaal je zelf in deze oefening de moeilijkheidsgraad. Het omgekeerde met meer verruimen kan natuurlijk ook, let er op als je dan opvangt naar je basistempo dat je ook weer kan ontspannen en gebruik hierbij zo weinig mogelijk (liefst geen) beenhulpen.

  • In oefeningen schakelen

In een oefening schakelen is heel nuttig om je paard, na veel herhaling, in een proef snel op het achterbeen te krijgen. Als je veel schakelt in oefeningen, lukt het op termijn om met een halve ophouding je paard weer op zijn achterhand te zetten. Ook dit kan je doen in alle mogelijke oefeningen, van slangenvoltes en gebroken lijnen tot kleine voltes en zelfs zijgangen. Ik doe dit zelf vooral in kleine voltes en zijgangen, omdat paarden daar vaak zelf weer wat meer op hun voorhand willen gaan hangen. Schakelen in de zijgangen zorgt er voor meer gedragenheid, mijn paarden willen er soms al wel eens doorhollen en dan even opvangen en er met een grote pas in plaats van een snelle pas uit te rijden zet hen weer op hun achterhand. Vaak zie ik nog dat er trager gereden wordt in zijgangen dan in het gewone basistempo rechtuit, maar eigenlijk moeten paarden hier ook gewoon in hetzelfde ritme blijven lopen en dit is daar een hele goede oefening voor. Als je paard wil stilvallen in de zijgangen kan je meer naar voor rijden en dan weer een beetje opvangen. Je hoeft zeker niet altijd alleen maar terug te schakelen, wat verruimen kan zeker ook.

Heel proefgericht tempowisselingen oefenen

  • Verruiming in twee stukken

Deze oefening is erop gericht om je paard halverwege een verruiming even terug op het achterbeen te zetten door hem op te vangen. Je kan deze oefening zowel in draf als in galop gebruiken. Hierbij verruim je een halve diagonaal (of een halve lange zijde), waarna je opvangt en test of je je hand kan ontspannen zonder dat je paard vanzelf weer harder gaat. Daarna verruim je opnieuw en op het einde van de lijn vang je weer op dezelfde manier op. Let erop dat je je verruiming niet te braaf of te rustig gaat rijden. Het kan geen kwaad dat het in het begin wat langer duurt voor je kan ontspannen in het opvangen. Het kan zelfs zijn dat je niet veel plaats meer overhoudt om nog een tweede keer naar voor te rijden, maar dat is in het begin ook niet erg. Regelmatige herhaling van deze oefening zorgt ervoor dat je sneller zal kunnen gaan ontspannen en weer verruimen, omdat je paard dan makkelijker begrijpt wat de bedoeling is. Als je te rustig verruimt dan win je minder met deze oefening. Durf maar een grote verruiming te vragen, ook al gaat je paard dan misschien even onregelmatig lopen of springt hij in galop. Fouten maken is niet erg, jij en je paard kunnen er alleen maar uit leren!

Als je deze oefening vaak genoeg getraind heb, kan je in een proef met een halve ophouding je paard weer op de achterhand zetten als hij wat op de voorhand wil gaan hangen in de verruiming. Door je paard even snel weer op de achterhand te zetten, voorkom je taktfouten in de verruiming. In de proef wil je niet dat hij remt, dus je sluit je hand dan gewoon heel kort en ontspant daarna gewoon weer. Als je paard deze oefening goed genoeg kent dan zal hij op die hulp terug meer op het achterbeen gaan lopen. Je hulp mag daarbij niet te groot zijn, want dan zal hij natuurlijk wel remmen.

  • Verruimen door de wending

Heel vaak weten paarden waar een verruiming in een proef begint en eindigt. Als ze weten dat ze bijna aan het einde van de verruiming zijn, gaan ze makkelijk zelf remmen. Een goede oefening om dat op te lossen is af en toe je verruiming doorrijden door de wending en pas op de korte zijde opvangen. Deze oefening kan je in alle gangen gebruiken en dit op de diagonaal, op de lange zijde of  waar je je verruiming ook moet rijden. Let erop dat je met je buitenteugel een goed contact hebt als je deze oefening in draf rijdt, want anders bestaat de kans dat je paard in galop gaat in de wending.

Door deze oefening regelmatig te rijden zorg je ervoor dat je paard er niet sowieso vanuit gaat dat je zal opvangen bij bijvoorbeeld de hoekletter. Zo zal hij dus ook minder snel uit zichzelf terugkomen, omdat hij dan niet meer zo goed weet wanneer de verruiming stopt.

  • Wendingen gebruiken om paard even op achterbeen te zetten

Door alle bovenstaande oefeningen veel te doen, zorg je ervoor dat je uiteindelijk je paard met een halve ophouding weer op het achterbeen kan zetten. Dat is heel handig in een proef, omdat je hem op deze manier in elke wending snel even terug op het achterbeen kan zetten. Zo zorg je ervoor dat je paard de hele proef mooi op de achterhand blijft lopen. Dat kan je natuurlijk ook in je trainingen al oefenen. Elke keer als je een hoek inrijdt, een volte inzet… Kortom een wending gaat maken, vang je je paard weer een heel klein beetje op. Op die manier zal hij zijn achterhand weer iets meer onderbrengen en meer bovenin gaan lopen. Als je veel geschakeld hebt, zal je merken dat je je paard weer met een kleine hulp (een halve ophouding) terug op zijn achterhand kan zetten zonder dat je echt meer moet verzamelen. Je wil dus eigenlijk dezelfde reactie als bij het uiteindelijke doel van verruimen in twee stukken. Je wil je paard op de achterhand zetten met een kleine hulp zonder dat hij remt, alleen doe je dat hier in je basistempo.