Lien Peeters Nationaal Ruitertornooi LRV Tielen 2014

#beterwordenmetLRV Leer wijken met Lien Peeters

Wijken voor het been

Dit is een oefening voor zowel het gymnastiseren van je paard, als je paard beter aan de hulpen krijgen. Hoe moet het er uit zien? Welke hulpen gebruik je? Wat zijn de valkuilen? Welke variaties kan je gebruiken naargelang de africhting van je paard? 

Wijken voor het been is een oefening die ik toepas bij alle paarden die ik rij, zowel jonge als meer ervaren paarden. Ik pas wijken toe in zowat elke training die ik doe met mijn paarden. Het is een vast onderdeel bij het losrijden. Bij jonge paarden gebruik ik het nadat ik eerst cirkels en slangenvoltes heb gereden, bij oudere paarden begin ik hier al mee aan het begin van de training in stap.

Wat is wijken voor het been?

Het is de bedoeling dat je paard zich voorwaarts-zijwaarts beweegt door de eenzijdige beenhulp die je geeft. Hierbij is het paard licht gesteld, tegengesteld aan de bewegingsrichting.

De voorhand gaat de achterhand van het paard lichtjes vooraf. 

Welke hulpen geef je?

Begin met een halve ophouding te maken met je beide handen om je paard erop attent te maken dat je wat van hem gaat vragen. Vraag vervolgens lichte stelling met je binnenhand en binnenbeen. 

Houd ook met je buitenhand verbinding met de mond van het paard. Hiermee controleer je het tempo en begrens je de buitenschouder, samen met je buitenbeen. Drijf nu met je binnenbeen het paard voorwaarts-zijwaarts. Je zit blijft ongewijzigd. Focus je erop dat je in het midden van het zadel blijft zitten met hoofd rechtop.

Wat zijn de valkuilen en hoe los je deze op?

  • Het paard zijn hals is teveel naar binnen gebogen.
    Let erop de je beide handen even ver van de hals van het paard blijven en je niet je binnenteugel naar achter trekt. Vaak vragen ruiters teveel druk met hun binnenteugel en houden ze geen constant contact met de buitenteugel waardoor je teveel halsbuiging krijgt.
  • Het paard valt over de  schouder naar buiten.
    Dit gaat vaak samen met de vorige valkuil. Hier spelen correcte teugelhulpen dus ook een belangrijke rol. Daarnaast helpt je buitenbeen om de schouder van het paard op zijn plaats te houden. Steek je buitenbeen niet weg maar geef hiermee wat “tegengas”. Je zou het gevoel moeten hebben dat je op elk moment de andere richting uit zou kunnen wijken. Dat gaat niet wanneer je voelt dat je paard constant tegen je buitenbeen aanduwt. 
  • Er is impulsverlies.
    Wijken vraag je niet enkel met je binnenbeen. Dit is het zijwaarts drijvend been en zal je dus in eerste instantie gebruiken bij de inzet maar ook je buitenbeen moet je gebruiken om de voorwaartse beweging erin te houden. 
  • De achterhand gaat de voorhand vooraf.
    Dit komt vaak voor wanneer ruiters de neiging hebben om hun binnenbeen teveel naar achter te leggen en zo de achterhand eerst opzij duwen. Een klein stukje naar achter is ok maar overdrijf hier niet in en hou je been lang. Gebruik ook halve ophoudingen op je buitenteugel om de schouder te controleren. Buiten het begrenzen gebruik je deze ook samen met je binnenbeen om de voorhand altijd vooraf aan de achterhand te laten gaan.

Variaties in het wijken
Al deze variaties van wijken zijn zowel in stap als in draf uit te voeren.

Voor B en L-niveau

  • Wijken op de volte

Bij het aanleren van wijken bij jonge paarden begin ik altijd op een volte. Dit is de eerste oefening die ik toepas om ze de zijwaartsdrijvende hulp te leren kennen. Het is ook makkelijker om je paard nageeflijk te houden tijdens het wijken op een volte dan rechtuit. Jonge paarden hebben, zeker bij kleinere voltes, de neiging om vanachter uit te zwaaien. Maak hiervan gebruik door van een kleine volte naar een grote volte te rijden waarbij je met je binnenbeen je paard naar buiten duwt. Met je binnenteugel zorg je ervoor dat je paard op de volte blijft draaien. Je buitenteugel begrenst de schouder wanneer die teveel naar buiten gaat en met je buitenbeen behoud je de impuls. Wanneer dit makkelijk gaat kan je ook eens proberen om van een grote volte terug naar een kleine volte te wijken waarbij je je paard dus naar buiten stelt.

  • Wijken langs de hoefslag

Deze oefening kan je doen wanneer je in een binnenpiste of omheinde buitenpiste rijdt. Doe deze oefening best altijd eerst in stap, tot dat je paard het principe door heeft, alvorens deze in draf te rijden. Je stapt op de hoefslag. Stel je paard nu lichtjes naar buiten en drijf met je buitenbeen het paard opzij langs de hoefslag waarmee zijn achterhand naar binnenkomt. Ideaal is een hoek van 45° tussen de hoefslag en je paard. Op de rechterhand ga je dus wijken voor het linkerbeen. Deze oefening is goed voor ruiters waarvan het paard tijdens het wijken moeilijk zijwaarts willen gaan en wat voorwaarts willen weglopen. De omheining van je piste begrenst nu het voorwaartse waardoor je als ruiter je meer kan concentreren op het zijwaarts gaan. 

  • Wijken vanaf de middellijn

Dit is de oefening zoals ze ook op wedstrijd wordt gevraagd. Wanneer je hiermee start kan je eerst in plaats van af te wenden op de middellijn, een halve volte halve baan rijden en zodra je op de middellijn komt het wijken inzetten terwijl je de stelling die je in de volte aannam behoudt om de inzet makkelijker te laten verlopen. Als dit goed gaat ga je over naar het afwenden op de middellijn waarbij je je paard eerst recht stelt, enkele meters rechtuit rijdt en dan pas het wijken inzet. Wijk ook niet altijd door tot aan de hoefslag. Paarden hebben na een tijdje de neiging om vanzelf naar de hoefslag te lopen en willen dan over de schouder vallen. Combineer korte stukjes wijken met stukjes rechtuit om te controleren of je paard goed aan je hulpen is.

Voor M en Z-niveau

  • Wijken op de volte

Dit is een goede gehoorzaamheidsoefening voor je paard. Rij een volte van 15m in het midden van de piste waarbij je de hoefslag niet raakt. Laat je paard nu wijken voor je binnenbeen terwijl de volte van 15m  zo mooi mogelijk blijft rijden. Je zal nu constant moeten bijsturen met zowel je hand-als beenhulpen om de ideale lijn te blijven volgen. Lukt dit goed? Probeer dan ook eens te wijken voor je buitenbeen op deze volte waarbij je paard dus met zijn voorhand naar buiten wijst en zijn achterhand naar binnen. In een verder stadium kan je dan afwisselend wijken voor het linker- en rechterbeen op de volte en kan je spelen met tempowisselingen. Heb je deze oefeningen goed onder de knie kan overgaan naar schouderbinnenwaarts en travers op de volte om de achterhand van je paard te trainen.

  • Wijken op de diagonaal

Vanaf de middellijn wijk je altijd maar max 10m. Daag jezelf extra uit door langere lijnen te wijken door vanuit de hoek van de piste te vertrekken en de volledige piste al wijkend over te steken. Rij door de hoek zonder binnenstelling aan te nemen en vertrek zodra je uit te hoek bent. Let hierbij goed op dat je eerst de voorhand van de hoefslag af drijft door een halve ophouding op je binnenteugel te maken. Wil je nog meer uitdaging?  Maak de lijn scherper door later op de hoefslag te vertrekken en probeer je paard zo veel mogelijk te laten scharen. Voeg nog een extra moeilijkheidsgraad toe aan de oefening toe door te schakelen in tempo tijdens het wijken. Een laatste variatie die je nog kan doen is eens wisselen van stelling. Wijken met binnenstelling kan je helpen in je voorbereiding naar een later appuyement.

  • Zig-zag wijken

Dit is een makkelijkere variant op het zig-zag appuyement in de klasse ZZ. Wend vanop de korte zijde af op de middellijn en wijk naar kwartlijn-kwartlijn-middellijn. Te makkelijk? Maak je paard nog scherper op je hulpen door meerdere omstellingen in te voeren en (bv om de 10 passen). Geen pas vroeger, geen pas later. Gebruik ook hier tempowisselingen voor een hogere moeilijkheidsgraad.