paard op weide

Onderhoud van de paardenweide: Voorjaarswerkzaamheden en bemesting

Voorjaarswerkzaamheden en bemesting

Smakelijk gras, evenwichtig samengesteld uit mineralen, vitaminen, vezels en een beetje eiwitten, is het voornaamste voedsel voor paarden. Een goed beheer van uw paardenweide is daarom van groot belang voor de ruwvoer voorziening en gezondheid van uw paarden. In dit eerste deel gaan we dieper in op de voorjaarswerkzaamheden en de bemesting.

Werkzaamheden in het voorjaar

De grasgroei kent een belangrijke piek in het voorjaar (mei/ juni). In de vroege lente maken we de grasmat klaar om optimaal te profiteren van deze productiepiek. Van zodra de grond voldoende draagkrachtig is en voor het hernemen van de grasgroei, is het aanbevolen om de weide een eerste maal te beluchten met een weidesleep, dit gebeurt nog te weinig in de paardensector. De achtergelaten mest op de weide en de eventuele molshopen worden door het slepen verspreid, mestplekken worden immers snel ware broeinesten van wormen en onkruid. Daarnaast wordt door het slepen ook het afgestorven gras verwijderd. Als het slepen in de zomer nogmaals wordt herhaald gebeurt dat best voor een regenbui zodat na het slepen het gras vlot terug kan groeien.

“Beluchten met een weidesleep gebeurt nog te weinig in de paardensector”

Belang van een evenwichtige bemesting

Een andere belangrijke werkzaamheid in het voorjaar is de bemesting. Via bemesting wordt het gras voorzien van de belangrijkste voedingselementen zoals stikstof (N), Fosfor (P) en Kalium (K), ook wel Potas genoemd en eventueel andere elementen zoals Magnesium (Mg), Natrium (Na) en Zwavel (S),... Hoeveel en welke voedingselementen het gras nodig heeft is sterk afhankelijk van de geschiedenis van het perceel, de uitbating (bij hooien worden meer voedingselementen afgevoerd dan bij grazen), het humusgehalte,... Daarom is het aanbevolen om elke 3 jaar een bodemanalyse uit te voeren. Bij de Bodemkundige Dienst van België (meer info via www.bdb.be) kan je een “paardendoosje” bestellen, met deze tool kan je zelf een grondstaal nemen en opsturen naar de BDB. Na ongeveer twee weken ontvang je de resultaten van de bodemanalyse met bijhorende bemestingsadvies- en bekalkingsadvies voor de komende drie jaar. Het grondstaal wordt genomen tot een diepte van 6 cm aangezien daar vooral de wortelactiviteit en de opname aan voedingselementen plaatsvindt.

 

Een bemesting met drijfmest (dierlijke mest) is mogelijk vanaf half februari op voorwaarde dat de draagkracht van de bodem voldoende is. Het voordeel van dierlijke mest is dat de meststoffen uit de mest verspreid over het weideseizoen vrijkomen. Varkensdrijfmest bevat meer Stikstof (N) en Fosfor (P) per m³ dan runderdrijfmest. Bij een gift van 15m³ runderdrijfmest geef je ongeveer 72 kg N (waarvan 60% het eerste jaar beschikbaar komt voor de plant) en 21 kg P per hectare. Informeer je bij toepassing van drijfmest voldoende welke hoeveelheid voedingselementen worden toegediend. Let met je bemestingsadvies  steeds op met de wettelijke normen binnen MAP6!

Meer dan van drijfmest wordt er voor paardenweiden gebruikt gemaakt van kunstmest, bij deze laatste komen de voedingselementen veel sneller vrij voor het gras. Een eerste bemesting met kunstmest kan worden uitgevoerd rond half maart, begin april. Stikstof (N) is een noodzakelijk voedingselement voor het gras, bij een tekort aan Stikstof zal het gras slecht groeien en geel verkleuren. Een te ruime beschikbaarheid aan stikstof is echter ook niet wenselijk voor een paardenweide want dit resulteert in een (te) hoge eiwit- en energie inhoud van het gras. Vermijd daarom snel werkende N-meststoffen zoals Kalkammonsalpeter (KAS 27%, welke landbouwers in het voorjaar vaak toepassen in graangewassen). 

Wel geschikt voor paardenweide is een samengesteld meststof met een klein aandeel snelwerkende Stikstof (Nitraat) en een groter deel traagwerkende Stikstof (Ammonium en Amide Stikstof) zodat deze geleidelijk beschikbaar komt voor het gras. Een samengestelde meststof is een meststof die naast N ook Fosfor (P) en/of Kalium (K) bevat eventueel aangevuld met extra voedingselementen zoals Magnesium (Mg) en Natrium (Na). Meststoffen zoals Entec of Hippofert (zie kader) zijn voorbeelden van geschikte meststoffen voor een paardenweide.

Voorbeeld bemesting paardenweide*:

500 kg/ ha HIPPOFERT (= 5 kg per are) bij de start van het groeiseizoen

300 kg/ha HIPPOFERT (= 3 kg per are) na hooien 

300 kg/ha HIPPOFERT (= 3 kg per are) half augustus

 

→ dit is een globaal voorbeeld, voor een bemesting op maat is een bodemanalyse noodzakelijk!!

 

Berekening toegediende voedingselementen 

HIPPOFERT =NPK 10-5-15 + 2 MgO + 7 Na2O + 5 SO3

Dus 1.100 kg HIPPOFERT over drie giften levert onderstaande voedingselementen (in kg/ha)

= 110 kg Stikstof N 25% snelwerkend en 75% langzaam werkend 

+ 55 kg Fosfor P2O5

+ 165 kg Kalium K2O 

+ 22 kg Magnesium MgO 

+ 77 kg Natrium Na2O

+ 55 kg Zwavel SO3

*Let wel steeds op met de bemestingsruimte binnen MAP6

Kalkcyanamide, een specialiteit onder de meststoffen

Kalkcyanamide (Perlka) is een specialiteit onder de meststoffen en wordt ook soms toegepast in een paardenweide. Deze meststof bevat kalk, welke zorgt voor een verhoging van de pH, en traag werkende stikstof (N). Bij de omzetting van deze meststof in de bodem heeft deze de eerste twee weken na toepassing (afhankelijk van de temperatuur en beschikbaarheid vocht) een anti-parasitaire werking tegen maag-, darm- en longwormen én remt de onkruiden. Om verbranding te voorkomen moet kalkcyanamide gestrooid worden op droog gras, bij voorkeur in de late namiddag van een zonnige dag. Ook niet strooien op een pas ingezaaide weide, wacht minstens twee maai- of graasbeurten voor toepassing van kalkcyanamide. Als vuistregel geldt dat Kalkcyanamide wordt gestrooid als de Forsythia of het Chinees klokje volop in bloei staat.

“Een goede pH is noodzakelijk zodat alle

voedingselementen uit de bemesting kunnen

opgenomen worden door het gras”

Bekalken

Toedienen van de nodige voedingselementen is één punt, maar het is nog belangrijker dat alle voedingselementen ook goed kunnen opgenomen worden door het gras. Naast een goede bodemstructuur is de zuurtegraad, ofwel pH, de bepalende factor hiervoor. De streefzone voor de pH van weilanden is afhankelijk van de grondsoort: voor zandgrond 5,1 tot 5,6, voor zandleem en leem 5,7 tot 6,2 en voor de polders (klei) 5,7 tot 6,4.

 

Een te lage pH kan gecorrigeerd worden door een bekalking uit te voeren. Deze bekalking gebeurt bij voorkeur in het late najaar of het vroege voorjaar (november-februari). Om verzuring te voorkomen is een gift van 400 tot 700 zbw/ha per jaar nodig. Zbw of “ZuurBindende Waarde” is een maatstaf voor de mate waarin kalksoorten de pH verhogen (zie berekeningsvoorbeeld). Net als voor de bemesting is een bodemanalyse noodzakelijk voor een bekalking op maat van uw weide. Te weinig kalk heeft negatieve gevolgen maar ook een overbekalking geeft problemen: bij een te hoge pH wordt Mg moeilijker beschikbaar voor de plant. Voor weiden mag maximaal 1500 kg zbw/ha in één keer geven worden om het risico op uitdunnen van de zode te vermijden.

Belangrijk bij bekalking is de fijnheidsgraad van de kalk, deze bepaalt de snelheid waarmee de kalk zich in de bodem zal vermengen. Hoe zwaarder de grond hoe meer kalk nodig is om de pH te verhogen, hoe lichter hoe minder.

 

Formule om de hoeveelheid kalk per ha van een kalksoort te berekenen is:

 

bekalkingsadvies (zuurbindende waarde (zbw)/ha) X 100

        zuurbindende waarde (zbw) kalksoort

 

voorbeeld: Landbouwkalk zbw 55

advies bekalking = 1.000 zbw 

Hoeveelheid toe te dienen kalk = (1000/55)X100 = 1.818 kg landbouwkalk/ha

Hooien 

Na de voorjaarswerkzaamheden zal de weide zeer productief zijn in mei en juli. Door de piek in grasproductie in het voorjaar is dit de ideale moment om ruwvoeder voor de winter aan te leggen en dus een snede te hooien. Van zodra het gras in aar komt kan er gehooid worden, je hoeft zeker niet te wachten tot de aar volledig is afgerijpt. Een normale maaiperiode voor paarden is de eerste helft van juni. De weersvoorspellingen zijn ook van belang voor een goede maaidatum te bepalen. Voor voordroog is een periode van 3 à 4 zonnige dagen nodig. Het gras moet een drogestofgehalte van 40 à 50% bereiken, na het persen van voordrooggras in balen en vervolgens omwikkelen met folie zullen er bepaalde anaërobe gistingsprocessen optreden waardoor het vochtig milieu in het product zuurder wordt en alle bederfprocessen stilvallen. U moet wel de nodige voorzorgen nemen om de folie niet te beschadigen tijdens de bewaring. Voor hooi zijn 5 à 7 zonnige dagen nodig voor een drogestofgehalte van +/- 85% te bereiken (ofwel nog slechts 15% water).